-
Hij ziet eruit als een raaf. (p.120)
-
Wanneer de wijfjesraaf vergrijst. (p.120)
-
De vrouwtjesraaf bevalt, de berg is in beroering. (p.121)
-
De uil huilt om het grut, het grut huilt niet om de uil. (p.121)
-
Als de aarde verlaten is, zegt de uil ‘hier heers ik’. (p.122)