-
Vrouwen en vissen zijn het best in het midden. (p.39)
-
Wanneer het zout in de zee bloeit. (p.39)
-
In de grote zee is de kleine boot een winkel. (p.40)
-
Hij koopt vis in de zee. (p.42)
-
De grote vis eet de kleine. (p.42)
-
Hij brengt een jaar door in de zee, hij komt er zouteloos uit. (p.43)
-
Het visnet lacht de meelzeef uit. (p.44)
-
Hij heeft een zoute huid. (p.46)