-
Elke geit bungelt aan zijn eigen poot. (p.165)
-
Wie wind zaait, die oogst wind. (p.167)
-
Reeds in zijn kindertijd herken je de ram in een lam. (p.168)
-
Hoe meer de ram achteruitdeinst, hoe harder hij het op zijn kop krijgt. (p.168)
-
Als een herder niets te doen heeft, scheurt-ie zijn sandalen kapot. (p.168)
-
Hij stampvoet buiten de ‘andra’. (p.169)
-
Het medicijn van de ‘wari’ is de knuppel. (p.169)
-
Vuur onder het hooi. (p.171)
-
Een varken gaat pas dood, nadat het zich heeft vermenigvuldigd. (p.171)
-
In een gesloten mond komen geen vliegen. (p.173)