-
De liefde is als de maan, ze wordt kleiner of groter. (p.128)
-
Wie zijn dochter presenteert, zij zal nooit trouwen. (p.129)
-
Zelfs een klaproos heeft een zwarte schaduw. (p.129)
-
Alsof hij bounarzjouf heeft gegeten. (p.131)
-
Schoonheid rust op een doorn. (p.132)
-
Wie schoonheid huwt, is twee keer op bedevaart gegaan. (p.132)
-
De kookpot heeft zijn deksel gevonden. (p.133)
-
Honderd vragen om de hand, één neemt hem. (p.134)
-
Mevrouw stinkt, maar haar rqaddid geurt verrukkelijk. (p.135)
-
Een vrouw zonder man is als een kamer zonder deur. (p.137)
-
Wie luistert naar vrouwen, is zelf een vrouw. (p.137)
-
Ze blijft over als de zembou op het feest. (p.138)
-
Henna op luizen. (p.140)
-
Een ver vuur verwarmt niet. (p.141)
-
Hij/het heeft mijn hart gestolen. (p.142)
-
Hij heeft zijn hart opgegeten. (p.142)
-
Mijn hart eet mij op/Mijn hart jeukt aan mij. (p.143)