Fragment uit ‘De kaasfabriek’

‘Mijn vader wilde samen met [Huib Minnes] een kaasfabriek beginnen, maar daar heeft hij de kans niet voor gekregen. En nu denk ik erover om het van hem over te nemen.’
‘Werkelijk?’ Clementines wenkbrauwen schieten omhoog. ‘Ik dacht dat je advies wilde over een of andere man, of dat je Welgelegen wilde laten verbouwen, of zoiets, maar je wilt een bedrijf opzetten. Dat is nogal wat.’
‘Ik weet dat er veel bij komt kijken, en dat het niet gepast is voor een vrouw, maar het is ook nieuw en opwindend. Ik wil niet langer mijn dagen vullen met theevisites en wandelen in het park. Als ik eraan denk dat dat mijn toekomst is…’ Lydia haalt diep adem en schudt haar hoofd.
De deur gaat open en een dienstmeisje rijdt een wagentje binnen waarop een theepot, kopjes en een schaal met cake staan. Als ze weer alleen zijn, zegt Clementine: ‘Je hoeft mij niet te overtuigen, Lydia. Ik vind het een uitstekend idee.’
‘Echt? Ik was bang dat je het me zou afraden.’
‘Waarom?’
‘Omdat ik geen ervaring heb, en omdat ik een vrouw ben.’ ‘Dat eerste argument is het punt niet. Ervaring kun je kopen, je neemt gewoon vakmensen in dienst. Maar je sekse is
wel een probleem. Als vrouw kun je geen contracten sluiten of grote aankopen doen. En je hebt toestemming nodig van je familie, al zou ik niet weten van wie.’
‘Ik ook niet, ik heb niet veel familie. Mijn moeder was enig kind, zoals je weet, en mijn vader was de jongste van het gezin.
En dan heb ik nog altijd de wet tegen. Ik dacht erover om het op dezelfde manier te regelen als jij, met een zaakwaarnemer.’
‘Mijn situatie was anders, Lydia. Als weduwe had ik het recht om de leiding over de zaak op me te nemen. Ik heb met mijn zwager een vennootschap gesloten en de bedrijfsvoering laten we over aan een vakman.’
‘Dat weet ik, en zo wil ik het ook aanpakken. Huib Minnes zou het bedrijf kunnen oprichten.’
Clementine knikt nadenkend. ‘Dat zou kunnen, ja. Hoe goed ken je die man eigenlijk?’
‘Nauwelijks,’ bekent Lydia. ‘Maar mijn vader vertrouwde hem genoeg om met hem in zee te willen gaan.’
Ze bedienen zich beiden van de cake en eten even in stilte.
Dan zucht Lydia opeens diep.
‘Wat is er?’ vraagt Clementine.
‘Ach, dromen en plannen maken is leuk, maar nu ik dicht bij een beslissing kom, schrik ik er ook opeens een beetje voor terug. Het is wel een groot financieel risico…’
‘Waar ben je bang voor? Je hebt kapitaal genoeg, en je hoeft niet je hele vermogen in die fabriek te steken. Goed, je kunt een deel kwijtraken, maar je zult niet verhongeren. In het ergste geval verkoop je een van je huizen.’
‘Dat klinkt wel heel gemakkelijk.’
‘Wat ik bedoel is dat je je iets kunt veroorloven. Maar denk er een tijdje over na. Dit soort beslissingen neem je niet zomaar, geef het een paar weken de tijd. Laat je adviseren door een notaris en onderzoek wat de mogelijkheden zijn. En vraag je af of het alle offers waard is.’
‘Offers?’
‘Zodra je trouwt is de fabriek van je echtgenoot en bij een scheiding is alles van hem. Jij krijgt dan alleen alimentatie. Als je dat niet wilt, kun je niet trouwen.’ Clementine kijkt Lydia ernstig aan en voegt eraan toe: ‘Je sociale leven in Amsterdam zal sowieso veranderen, want de mensen zullen je initiatief volstrekt afkeuren. Hou er rekening mee dat er veel deuren voor je gesloten zullen worden.’

Nieuwsgierig geworden? Bestel dan direct jouw exemplaar en ontvang hem op 25 augustus in huis.