Karl Popper

Femke Halsema, Nergensland. Nieuw Licht op migratie

Fragment bij Nergensland. Nieuw licht op migratie van Femke Halsema

Fragment afkomstig uit: De open samenleving en haar vijanden.Lemniscaat, Rotterdam, 2007. Vertaald door Hessel Daalder en Steven Van Luchene. Oorspronkelijke titel: The Open Society and Its Enemies. Routledge, 1995.

De utopische aanpak kan als volgt worden beschreven. Elke rationele handeling moet op een bepaald doel zijn gericht. Zij is rationeler naarmate het doel bewust en op samenhangende wijze wordt  nagestreefd en de middelen op dat doel zijn afgestemd. Als we rationeel willen handelen, moeten we dus beginnen met het kiezen van het doel. Bovendien moeten we zorgvuldig ons werkelijke doel, ons einddoel, bepalen en dat duidelijk onderscheiden van intermediaire of partiële doelen, die in feite niets anders zijn dan middelen of stappen op de weg naar het einddoel. Als we dat onderscheid uit het oog verliezen, kunnen we ons ook niet afvragen of deze partiële doelen wel geschikt zijn om het einddoel te helpen verwezenlijken, en kunnen we dus niet rationeel handelen. Als deze principes op het politieke handelen worden toegepast, dan betekent dit dat wij ons politieke einddoel, of de ‘ideale staat’, moeten bepalen voordat we tot praktisch handelen overgaan. Pas als dit einddoel is vastgelegd, althans in grove contouren, pas als we in het bezit zijn van iets als een blauwdruk van de samenleving die ons voor ogen staat, pas dan kunnen we beginnen na te denken over de beste manier om het te verwezenlijken, en een plan voor praktisch handelen opstellen. Dit zijn de onmisbare voorbereidingen voor iedere politieke stap die als rationeel kan worden bestempeld, en met name voor de sociale technologie.

Dit is in het kort de methodologische aanpak die ik de utopische technologie noem. […]

Voor ik overga tot een gedetailleerde kritiek van de utopische technologie, wil ik eerst een andere vorm van sociale technologie schetsen: de stapsgewijze technologie. Die aanpak lijkt mij methodologisch gezond. De politicus die deze methode toepast, heeft al dan niet een blauwdruk van de samenleving in gedachten, hij koestert al dan niet de hoop dat de mensheid ooit een ideale staat tot stand zal brengen en geluk en perfectie op aarde zal verwezenlijken, maar hij zal zich ervan bewust zijn dat perfectie – als die al haalbaar is – heel ver weg is, en dat elke generatie, en dus ook de nu levende, een rechtmatige aanspraak heeft; misschien niet zozeer de aanspraak op geluk, want er zijn nu eenmaal geen constitutionele middelen om de mens gelukkig te maken, maar wel de aanspraak om niet ongelukkig te worden gemaakt wanneer dat kan worden vermeden. Zij mogen er aanspraak op maken dat ze alle mogelijke hulp krijgen wanneer ze lijden. De voorstander van de stapsgewijze technologie zal dan ook de methode kiezen waarmee hij de grootste en dringendste kwalen van de samenleving kan opsporen en bestrijden, en niet zozeer het hoogste goed trachten te zoeken en daarvoor vechten. 

Het verschil is bepaald niet alleen een kwestie van woorden. Het is in feite van het allergrootste belang. Het is het verschil tussen een redelijke methode om het lot van de mens te verbeteren, en een methode die, als zij werkelijk zou worden uitgeprobeerd, gemakkelijk kan leiden tot een ontoelaatbare toename van het menselijk lijden. Het is het verschil tussen een methode die te allen tijde kan worden toegepast, en een methode die gemakkelijk een voorwendsel kan worden om actie uit te stellen tot een tijdstip waarop de omstandigheden gunstiger zijn. En het is ook het verschil tussen de enige methode om de zaken te verbeteren die tot nu toe overal en altijd gewerkt heeft (ook in Rusland, zoals zal blijken), en een methode die, overal waar zij is uitgeprobeerd, altijd heeft geleid tot het gebruik van geweld in plaats van de rede, en zo niet tot het afzweren van haar eigen methodologie, dan toch in ieder geval tot allerlei afwijkingen van de oorspronkelijke blauwdruk.

Ten gunste van zijn methode kan de voorstander van de stapsgewijze technologie aanvoeren dat een stelselmatige strijd tegen lijden, onrecht en oorlog eerder door een groot aantal mensen zal worden gesteund dan de strijd voor de verwezenlijking van een of ander ideaal. Het bestaan van sociale kwalen, dat wil zeggen van sociale omstandigheden waaronder veel mensen lijden, kan betrekkelijk gemakkelijk worden vastgesteld. Zij die lijden, kunnen dat zelf beoordelen, en de anderen kunnen nauwelijks ontkennen dat zij niet graag in hun schoenen zouden staan. Redeneren over een ideale samenleving is oneindig veel moeilijker. Het sociale leven is zo gecompliceerd dat slechts weinigen – of wellicht niemand – een blauwdruk voor sociale technologie op grote schaal kunnen beoordelen. Wie kan bepalen of het ideaal uitvoerbaar is, of het tot een werkelijke verbetering zal leiden, welk lijden ermee gepaard gaat en welke middelen kunnen worden ingezet om het te verwezenlijken? In tegenstelling daartoe zijn de blauwdrukken van de voorstander van de stapsgewijze technologie betrekkelijk eenvoudig. Het zijn blauwdrukken voor op zichzelf staande instellingen, bijvoorbeeld voor de gezondheidszorg en de werkloosheidsverzekering, of voor rechtbanken, begrotingen die een depressie moeten voorkomen, voor onderwijshervorming, enzovoort. Als zij verkeerd uitpakken, is de schade te overzien en bijstelling niet al te moeilijk. Zij zijn minder riskant en juist daarom minder controversieel. Maar als het gemakkelijker is een redelijke mate van overeenstemming te bereiken over bestaande kwalen en de middelen om die te bestrijden, dan over het ideale goede en de middelen om dat te bereiken, dan is er ook meer hoop dat wij met de stapsgewijze methode de grootste moeilijkheid van alle redelijke politieke hervormingen kunnen overwinnen, namelijk het gebruik van de rede in plaats van hartstochten en geweld bij de uitvoering van het programma. Er zal altijd een mogelijkheid van een redelijk compromis zijn en dus van een verbetering met democratische methoden. (‘Compromis’ is een lelijk woord, maar het is van belang dat wij het goed leren te gebruiken. Instellingen zijn onvermijdelijk het resultaat van een compromis in verband met de omstandigheden, de verschillende belangen, enzovoort, maar als personen behoren we dit soort invloeden te weerstaan.)

In tegenstelling daartoe is de utopische poging om een ideale staat tot stand te brengen aan de hand van een blauwdruk van de samenleving als geheel, een onderneming die een sterk gecentraliseerde heerschappij van enkelen vergt, waardoor zij veel gemakkelijker tot een dictatuur zal leiden. Dit is mijn bezwaar tegen het utopisme […]

De organisatie van de samenleving is een kolossale onderneming die een groot aantal mensen gedurende een lange periode heel wat hinder zal opleveren. Daarom zal de utopische technoloog doof moeten zijn voor klachten. Een deel van zijn werk zal er in feite in bestaan onredelijke bezwaren te elimineren. (Hij zal met Lenin zeggen: ‘Waar gehakt wordt, vallen spaanders’, of ‘Je kunt geen omelet bakken zonder eieren te breken’.) Maar daarmee censureert hij onvermijdelijk ook redelijke kritiek. Een andere moeilijkheid in verband met de utopische technologie houdt verband met de opvolging van de dictator. In hoofdstuk 7 heb ik een aantal aspecten van deze problematiek aangesneden. De utopische technologie leidt tot een probleem dat analoog is aan, maar zelfs groter is dan het probleem waarmee de verlichte despoot te kampen heeft bij het zoeken naar een even verlichte opvolger. De omvang van zo’n utopische onderneming maakt het onwaarschijnlijk dat de zaak geklaard zal worden tijdens het leven van één sociale technoloog of groep van technologen. En als de opvolgers niet hetzelfde ideaal nastreven, dan is het lijden van de bevolking voor het ideaal wellicht tevergeefs geweest. 

Als we deze redenering veralgemenen, vinden we nog meer bezwaren tegen de utopische aanpak. Het moge duidelijk zijn dat die aanpak alleen van praktische waarde kan zijn als we aannemen dat de oorspronkelijke blauwdruk, eventueel met enkele aanpassingen, de basis van het werk blijft totdat het voltooid is. Maar dat kost nogal wat tijd. Het zal een tijd zijn van revoluties, zowel van politieke als van spirituele aard, en van nieuwe experimenten en ervaringen op politiek terrein. Daarom mag worden verwacht dat de ideeën en de idealen zullen veranderen. Wat de ideale staat was voor de makers van de eerste blauwdruk, hoeft dat niet te zijn voor hun opvolgers. Als dat zo blijkt te zijn, dan stort het hele bouwwerk in. De methode die erin bestaat eerst het uiteindelijke politieke doel te bepalen om er daarna aan te gaan werken, wordt waardeloos als we toegeven dat het doel in de loop van het uitvoeringsproces aanzienlijk kan worden gewijzigd. Op elk ogenblik kan blijken dat de tot dan gezette stappen de verwezenlijking van het nieuwe doel in de weg staan. En als we overeenkomstig het nieuwe doel van richting veranderen, lopen we weer hetzelfde risico. Alle opofferingen ten spijt, komen we wellicht nooit ergens uit. Zij die de voorkeur geven aan één stap op de weg naar een verafgelegen ideaal boven het bereiken van een concreet en haalbaar compromis, moeten steeds voor ogen houden dat het, als het ideaal in een verre toekomst ligt, zelfs moeilijk wordt om uit te maken of de gezette stap in de richting van dat ideaal gaat of ervan afwijkt. Dat is vooral zo als er sprake is van een zigzagkoers, of, in Hegels jargon, van een ‘dialectische’ koers, of als de koers helemaal niet van tevoren is uitgezet. (Dit houdt verband met de aloude en nog-al kinderachtige vraag in hoeverre het doel de middelen heiligt. Afgezien van het feit dat volgens mij geen enkel doel ooit alle middelen heiligt, geloof ik dat een redelijk concreet en haalbaar doel tijdelijke maatregelen kan heiligen, maar een verafgelegen doel nooit.)